Bij het innovatiestreven moet Nederland één speerpunt kiezen: duurzaamheid. Daar zijn wij goed in en het heeft een gouden toekomst, zegt Daan Remarque….
Overal hoor je dat Nederland innovatiever zou moeten zijn. Wat er anders moet en hoe, lijkt niet uit te maken, als het maar vernieuwend is. Het belangrijkste initiatief is het Innovatieplatform. Onder voorzitterschap van de premier zijn een heleboel potjes op het vuur gezet: duizend nieuwe toppromovendi aan de universiteiten, zeven sleutelgebieden, vijftig Nederlandse ondernemingen in de Fortune 500 lijst, honderd mkb-bedrijven die moeten doorgroeien tot multinational, stimuleren en helpen van starters, sociale innovatie. Wie is daar nu tegen? Je kunt er wel twee vragen bij stellen.
Ten eerste: gaat innovatie niet vanzelf? Wetenschappers doen niet anders dan pogingen tot vernieuwing. Ondernemers innoveren ook zonder stimulans. Als ze kennis tekort komen, zullen ze uit zichzelf samenwerking zoeken met externe partners. En een beetje starter laat zich niet ontmoedigen door de minimale bureaucratie die wij hier in Nederland kennen.
De tweede vraag is: wat bereiken we nu werkelijk met zoveel impulsen voor innovatie? Neem alleen al de ‘sleutelgebieden’ die het Innovatieplatform noemt: flowers & food, hightechsystemen en materialen, water, chemie, de creatieve industrie, pensioenen en sociale verzekeringen, The Hague, Residence of Peace and Justice. Leuk voor een regenachtige zondagmiddag: bedenk een sector die niet onder het Innovatieplatform valt. Voor alle zekerheid vermeldt het document nog: ‘ict en energie spelen een belangrijke rol als innovatie-as in alle sectoren van de economie.’ Hier worden negen zeer uiteenlopende speerpunten aangewezen – en dus geen enkele. De oer-Hollandse oplossing: uit angst dat we iemand tekort doen, geven we iedereen te weinig.
Maar als je echt ergens voor kiest en daar alle energie op richt, kan er veel worden bereikt. Wat is nu dat ene speerpunt, waar we bijzonder veel aandacht, energie en geld aan moeten gaan besteden? De Golfstaten hebben olie, Californië heeft Silicon Valley en vrijwel alle elektronica komt uit Azië. Wat hebben wij, of zouden we moeten hebben? Ten eerste moet het iets zijn dat een grote toekomst heeft. Ten tweede moet Nederland er al heel goed in zijn. Ten derde moet het iets groots zijn waarmee we de toekomst van Nederland echt een zwiep geven. Elektronica. Software. Olie. Zo groot moet een nationaal speerpunt zijn.
Duurzaamheid zou het perfecte speerpunt voor Nederland zijn. De wereld vraagt zich af hoe we onze welvaart kunnen behouden zonder de planeet te verwoesten. Nederland heeft uitzonderlijke en wereldwijd erkende expertise op de gebieden die een hoofdrol spelen in de komende strijd: duurzame landbouw, waterbeheersing en duurzame energieoplossingen. Het behoeft geen betoog dat die expertise een gouden toekomst heeft. Duurzaamheid is een echte groeimarkt, en die zijn tegenwoordig nogal zeldzaam.
Experts rekenen ons voor dat we in 2012 al met de eerste energietekorten te maken krijgen. Klimaatverandering maakt onze waterbouwexpertise nog belangrijker en gewilder dan hij nu al is. De almaar groeiende wereldbevolking heeft dringend behoefte aan duurzame voedselvoorziening. Weinig mensen weten het, maar Nederland is ook goed in duurzame energieoplossingen: zonne-energie, windenergie, biomassa, CO2-neutraal bouwen. Een bedrijf als Econcern uit Utrecht is bijvoorbeeld een wereldspeler op dit gebied, met 1.300 medewerkers in dertig landen en een omzet van 1 miljard.
Het interessante van duurzaamheid is dat het vrijwel alle sectoren raakt. Zo worden Balkenendes sleutelgebieden toch geholpen, maar dan met gerichte innovatie. Bloemen, voedsel, water, energie: een focus op duurzaamheid geeft die gebieden in één klap een heel specifieke agenda. En richting geven, is nu net wat zo’n staatsinitiatief voor innovatie moet doen.
Nederland loopt op het gebied van duurzaamheidskennis al behoorlijk voorop. Als we willen, worden we er wereldberoemd mee. We zouden kunnen denken aan een speciale duurzaamheidsuniversiteit. Bedrijven en kennisinstituten zouden geografisch geclusterd kunnen worden, naar analogie van Silicon Valley. Er zou een aantrekkelijk vestigingsklimaat geschapen kunnen worden voor bedrijven, technici en kenniswerkers uit de hele wereld. We kunnen duurzame oplossingen creëren waar de hele wereld naar komt kijken, zoals de afgelopen veertig jaar naar de Deltawerken. Net als bij de Deltawerken kan een nationale focus op duurzaamheid alleen tot stand komen onder aanvoering en regie van de overheid.
Nederland zou van zo’n focus ook enorm profiteren bij de eigen energievoorziening. In 2030 is ons aardgas op. Totale afhankelijkheid van Russisch gas, Poolse kolen of Franse kernenergie is niet aanlokkelijk. Zo is het nationale belang gediend, en dat mag je verwachten bij een nationaal speerpunt. Maar duurzaamheid biedt meer: de hele wereld kan er beter van worden.